... | |
tekst bundel Van gedicht tot gedicht - 1993
Vacuüm Cultuurnetwerk: Tekst uit bundel 'Van gedicht tot gedicht - compilatie 1991-1993' Victor Vogel / Van gedicht tot gedicht - compilatie 1991-1993 / Heiloo 1993 / © Victor Vogel (pseud.) / 48 blz. / gedichten - illustraties / NUGI 310 / 12 ex. Kijk, in het groene dorpDe regen voedt de algen op de witte balkonsglanzende klinkers in de leegte de rust van Bonnard zonder die gulle warmte miezerig land van matigheid geuren in het natte bos maar een vrouw met boodschappentas lacht me toe zij fietst met lichtheid door de regen haar bloei te jong ik wend me af aan haar voetjes blijft niets kleven stralend, trots rechtop, een volle bloem doffe bomen, grijze luchten een lichte geur van bladerrot het bos dat eet zichzelf op ik kraak en roest aan stramme fiets strenger dan ik wilde lijken zij blijft een vrouw haar glans ondanks zo schaamteloos ik ga voorbij fietsend door de regen ik wend me van haar af. Aan de waterkantDaar zijn de brede oeverlandentegen een eindeloze horizon zomers geluk over het gras de rust van hengelaars aandachtig verzonken in het spiegelend watervlak een auto in de berm gezakt nonchalante deuren open het blik is in het groen gestrand buiten heerst de zomer de vaart die strak door het landschap gaat voorzichtige staken water rimpelloos de ernst van de hengelaars meer dan een spel heilige taak knielend onder lage luchten vissen vangen in de zomer in het weidse polderland riet zachtjes door de wind gekamd het is vrede aan de waterkant. QueesteSteeds weet ik dat de namen verborgen zullen blijvenen alleen tastend, minnend, ontdekkend het leven voortgang vindt in ademloze verwondering vervoerd, gevangen het ego dat zichzelf ontkracht trillend, vloeiend, tintelend in overgave achter het gebaar de goddelijke vonk namen eeuwig verborgen maar koesterend als de ijle sterrennacht de reis naar binnen en naar buiten - spiegelingen ik drink ten volle beseffend de overvloed en dank elk woord tekort en elke lijn tot kunst verheven - hoogmoed zo intensief is alleen de schoonheid steeds weer vurig verlangd en nagejaagd elk moment met de tederheid van nieuwe geboorte elk moment de tijd ontkracht de mythe rond aangeleerde tekens alleen de sfeer die rondom hangt alleen een kaars en de klassieke muze ingezonken dit gedicht in de nacht zonder oordeel of zelfbeklag het idee ruimer omarmend tot de horizon van slaap het lichaam roept en ijdelheid verwaait wetend dat waarheid steeds ontsnapt aan deze luxe wijsbegeerte de vorm in verlangen naar de geest het steeds trager draaiende meditatierad stralend buiten het cliché de maagdelijke romantiek geproefd met elk woord als eerste iets met geen enkel belang verknoopt zichzelf scheppend vlechtwerk van het irrationele schouwend zoekend om het leven leven dat zich steeds voltooid ademend, stromend, voelend ik beken, ik beken ik beken en kijk niet om ... SpoorwegmuseumEn hij zag de stilte van het lichtdoor de stalen spanten van de loods zwarte glanzende wagens op ijzeren staven trotse koetsen met wapenschild goud-op-snee bekroond aangeraakt door licht van binnenruimte naar buitenruimte achter ijle ramen de coupés op de stenen het uitgestorven perron de passagiers die nooit meer komen hier is de tijd geweest maar nog niet helemaal vervlogen groots en ingezonken schouwtoneel mensenlevens overervend kijken mag, aanraken verboden van leven ontdaan, breed uitgemeten gepolijste skeletten, wagens voor de eeuwen de ernst van het kerkhof. VisioEn op de schansen zullen de zangers staankinderen oogsten bloemen op het land heeft niemand haast heeft niemand kramp buiten festivals en vlaggen te proeven de glans achter het gewone buiten de handelaren de warmte van de straat zo vaak verbonden met meisjes met bromfietshelmen moeders die met hun kinderen gaan bejaarden met klaverjasclub en parkiet de kamers waar het leven traag in donker zwijgend eikenhout woorden zo vaak gebruikt als scheiding uit welk belang, uit welke angst, het ingepakte leven is het eerlijk om de geneugten breed uit te meten tegenover hen die met hard werken in loondienst zich de vrijheid verschaffen om door onze amusementsindustrie te worden beziggehouden zelfs dan voel ik de onmacht om te ontmoeten cliché's die de ruimte vullen monden, ogen, de echo's van jeugdige idealen gewoonweg warmtezoekend als masker tegen naaktheid, angst steeds zijn wij kinderen van tijdloos gevoel daar lost iedere rede op in mededogen de dominees verstommen geest verstilt in het besef van vrede zoekend ... LabyrintenDaarna zijn de deuren tot de kamers van de schaarstewaar sobere voorwerpen steeds sterker door het licht worden verheven daar liggen de hoogste idealen en de diepste eenzaamheid het dichtst bij elkaar waar binnen en buiten vergroeien via de wortels van de levensboom die met haar sappen de trage schimmel opzuigt twijfel weerkaatst door ontelbare wanden, vloeren e elke meetlat nutteloos spichtig of dof de nukken van hun opgedroogde zinnen zij kunnen geen water putten het licht verspild uitgewoonde zielen radeloos in de schaduw gaan steeds deuren open maar ze zien niets dat hen verzacht blinde onrust drijft hen voort daarna telt alleen het hart het lot en de genadedans tenslotte. Meneer van BerkelIk wil meer spiegels der werkelijkheidvol vrouwen met rode haren tot fraaie uitgewaaide kronen die stevige blonde wezens die bij bushaltes dromen of desnoods uw hand in het gras, een foto het zaad van de seizoenen al is het uitgebloeid ik wil het proeven dat sprietje hoop van dokter Dorendol uw droomdrankje smaakt nog wat laf vreemde vlindersprongen ga toch de akkers van de geest bevloeien ik wil woorden tot aan de horizon niets gebeurt herhaling is als lome koeien maar toch, het fijnste licht waarop u danst vaar dan op de ijle stromen zing vanuit het hart ik wil het horen zonder haast al wat op de adem van het leven gaat wat u oprecht heeft ingenomen waar de ziel ten diepst geraakt vergeef me die verheven woorden ben slechts een kikker bij de bron een clown die kijkt me lachend na alleen zijn we akrobaten dansend op ons eigen koord ieder moet z'n afgrond zoeken het evenwicht wat vrijheid maakt ik wens u een behouden vaart maar leef vooral uit het gebaar dat de verbeelding raakt wat plooit, beweegt en wordt doordrongen levensadem glanst de toverspreuk die diep vanbinnen prevelend vol kinderlijk ontzag wees een tovenaar vooral wees tovenaar. ZinnenEven spijkerbroeken oogstenrugzakjes met beertjes wazige blikken leren laarzen met houten hakken een moment vol trage adem haarbanden oogsten verzonken droomlippen vermoeden gevoel in lange krullen opgeslagen slanke benen steeds weer kruisend, draaiend gebaren in kleine schoudertasjes katten vrolijke jasjes van zekerheid aandoen hoedje erbij, de clown zijn alles keren, verlies en winst geliefd zijn en toch alleen weglopen waar de hamer gaat fabrieksschuw zijn en toch de schoorsteen eren het puin, de schoonheid tussen stenen foto's nemen achteraf in kwetsbaar besef verder gaan met de verfkrabber degelijk denken te zijn in de wind na de eerste nachtvorst verstijven van regenboog naar regenboog verwonderen steeds weer de zon zoeken kind zijn afscheid nemen en ontmoeten wortels in de schaduw om het licht te kennen de dag vergloeit tenslotte donker slokt alles op. Verder voelgeestIk proef de afdruk van jouw lippen door de murenen de wind die ruist over de wegen tussen ons de gloed van de dag achter wapperende gordijnen mijn bed de schilderijen de afdruk van een hart hartstocht bekruipt het eenzelvig beton binnen zijn slechts plantenpotten ik grijp de adem van de dag wazig kijkend door ramen die nooit werden gelapt ik vloek over de spullen wat nooit door liefde aangeraakt de berg bezit die me vertraagt begraaf het drama in de tuin pak een gieter laat in de schaduw bloemen bloeien dit is een weg op het land wind over de bomen vele stappen tot de horizon steeds ligt een nieuwe akker open ik duw de aarde af dan schrijf ik mijn idee kleuren juichen als tomaten tot de muren me tot slot omarmen dit is een schicht waarmee ik de wolken meet strooi rond jou de stralen toch ligt het sprookje in de mist er is nog erfenis van reden de weg verzakt in het moeras ik ben bepaald ten diepste (wezen). ClownDe clown is als een vrouwhij heeft geen wapens zijn broze oogopslag zijn kinderlijke falen de clown is als een vrouw gevoelig is zijn dans onhandig gaat hij af wil alles mooier maken zijn ware verdriet zal hij nooit noemen de clown die zoekt de kinderen op met onschuld in de ogen hij speelt een ongedwongen grap de mensen lachen hij kent zijn doel als dwaas gedoogd hij is een clown geworden een clown dat is een kleine man als de schminck is afgedaan een kleine man een kunstenaar vaak door het leven aangeslagen de clown zijn kinderlijke droom er is applaus hij lacht in de piste leeft hij op tonend wat in de lucht blijft hangen beste wensen die bijna waarheid worden zo speelt de clown zijn vluchtig spel dan gaat hij af alsof hij heilig gelooft in ongeknakte bloemen de clown is als een vrouw. UtopiaHet zijn die dorpen tegen de rotsen van het zuidenland dat straalt bij de laatste zon zandwegen slingeren door de kloven waar fruitbomen tegen de helling staan een herder met een hond niets is er geschonden geen knecht of baas de tijd stroomt met de seizoenen het lot bepaalt het zijn die dorpen tegen de rotsen van het zuiden waarvan een schilder droomt als zijn gloedvol penseel over het linnen dwaalt hij schept sfeer buiten de dagelijkse nood land dat straalt bij de laatste zon ijle bomen bekronen de hemel huizen van gevoel niets is er geschonden geen knecht of baas de tijd stroomt met de seizoenen het lot bepaalt het zijn dorpen waar de uren gaan met het licht van de dag in tere regelmaat gezaaid, geoogst offer aan de aarde, werkkracht verf droogt in de zon het verhaal lijkt af de schilder is tevreden in traag geluksgevoel. SamenMijn vriendwe speelden samen op de snaren het was een feest de droom die stond we liepen in gedachten langs bloemen, zonnepaden er was geen haast de wind die komt en gaat met teerbezielde snaren de droom geraakt Mijn vriend wij die het beste gaven onuitgesproken idealen het spel dat kinderen maakt open is de horizon de blauwe dromen met het springen van de klank vriendschap die dan telt samen trillen tonen de muziek komt uit het hart. VroegerDe zolder kraakthij leest in boeken een zwarte kater langs de blauwe lucht de thee staat op zij is er niet langzaam wordt het later De zolder kraakt de grijze plagen van de regen weggekropen niets meer hoeven het is als thuis misschien een winterslaap De zolder kraakt vochtig hout verbleekt door jaren het oude huis waar mijn gedachtes dwalen de plek waar ik bestond De zolder kraakt wind giert rond het is gegund te leven daar in huiverige dromen voorzichtig spelend aangeraakt. MusicaSober begint een toondie als een voorzichtige bloem opengaat reikend naar het beste, het ritme, de samenklank het is de troost van de rivier stromend met ingehouden kracht fijn wordt het web geweven klanken brengen woorden voort een warm akkoord wat nooit benauwd maar voedt een lied het teder oor steeds weer verrast je wordt naar harmonie gevoerd geen vast recept of uitverkoop een boodschap van de zon die steeds herkenning vraagt Sober begint een toon die als een voorzichtige bloem opengaat de romanticus strekt zijn vingers naar het blauw zuigt zijn longen vol zo fijn omvat door klank die stroomt waar ruimte groeit tot lied zacht naar harmonie gevoerd hoe elke stap de droom verrast wat een overvloed ! AbstraktEn het is goed om niet te kennenwezens gaan met de dageraad stemmen verwaaien niets is waar buiten het nu ervaren twijfel ligt voor en achter en het is beter om niet te weten stemmen verwaaien niets is waar buiten het nu ervaren. MeditatieKelk van de bloemvan de bloem van het woord een bedauwde liefdesroos gekust en aangeraakt ontvangen waar doorn zinloos wordt kelk van de bloem van de bloem vervuld van zwijgen gehuld in de tere stilte van morgenijs een vreugdevolle overvloed teveel om te omarmen kelk van de bloem waar tijd als het licht verglijdt met het vloeien van de dageraad in liefdevolle bloem waar leven trots en waardig wordt gedragen. SeizoenenLaat mij gaan langs lentelanenwaar de kronen in hun bloei verstard, rossige knoppen jouw vlugge zwarte fiets verdwijnt jij zit trots rechtop lenig gaat jouw pluim met rode haren laat mij dan gaan langs lentelanen ik wil de liefde proeven ritselend en ruisend, hoe het grintpad knarst ongrijpbaar blauw zacht is het licht onder de bomen je schaduw springt en danst zo vrolijk ik zie de lente gaan met dromerige ogen je bent te snel laat mij dan gaan langs alle dijken groen van gras en geel van bloemen vogelvlucht en wuivend riet scherpe vleugels door het blauw laat mij dan gaan langs alle dijken traag als het verlangen de lome neusklank van de koeien en kruidig hooi jij loopt met de warmte van de zon ik wil je op het land omarmen tere stengels overal ik zie de zomer gaan jij bent zo vol en ik zo mager laat mij naar de vlakte gaan waar de waaiboom groeit en leven wordt gekloofd, verwrongen laat mij dan naar de vlakte gaan waar mossen en zwammen de regen drinken kikkers kwaken in de plassen ik ben alleen, bezie de herfst tot in de winter de sprookjesprinsessen zijn verdwenen kleuren vlammen nog eenmaal op tot ze vergaan ik ben dit dwalen zat, steeds zwaarder de haard is koud en ijspilaren schrille troost ongenaakbare paleizen, wenteltrappen klatergoud, bevroren wil jouw gloed door de seizoenen, liefde raak me, kus me overal. Echo van wensIk geef je het licht door de ramen in kale kamersik geef je drinken uit een mok ik mors met thee ik struikel over onzinnige woorden hoe mooi is het tot de avond ik zit verstrikt in liefde hoop dat je begrijpt naakter kan ik niet zijn ik wil bevrijden in gebaren ik wil bevrijden in de dans ik wil het zeggen, schreeuwen, ademen dat ik van dit alles houd over bergen, over dalen neem je mee naar mijn land leven in lentes met kleurig licht met jou op zoek naar de klank van tederheid ik ga in zee de wind die golven maakt overal wil ik die liefde proeven op jouw zoete huid in kruidig gras bewaar alleen je dunste bloes jouw jeugd neem je mee naar mijn land van voelen. MeisjesZij roeien voort in een lachje ziet geen peddels, het gaat moeiteloos ze zweven in hun jeugd, hun trots de droom is nog niet ingezakt op aarde hun verhaal is onbewust de prinses kent zichzelf en kleedt zich nonchalant haar wezen is nog jong in onaangeraakte glans Smalle heupen in achteloze spijkerbroek versleten blauw en bollend blond haar ranke stand, een zoekende libelle zij heeft de dans gewoon teder aangevat, zij is het zelf Het mooie kriebelt in haar vel licht gespannen als een kat op jacht zij plooit zich als haar diepste gedachten weifelend, voorzichtig word ik overmand zij geeft het commentaar haar neusje wipt speels op en neer ik ben sprakeloos verbaasd, verliefd, verwonderd Met zingend hart schiet ik tekort welk akkoord dat past? iets in haar blijft ongevangen zij heeft haar schoonheid achter glas ik kijk in haar ogen en word een vreemde. RamsesAltijd in het licht van de maanverlegen jongen met een cowboyhoed lieve moeder, dit is een song ja, ik bedoel het heus wel goed ben verliefd op Marian lente in mijn hart dit is de mooiste melodie we zijn een paar apart 't komt heus wel goed lieve moeder, ook voor jou ik blijf op zoek. Rauwe groenten, blanke pitten ?Het zijn de zwarte maskers in karig licht,vertrokken herinneringen, splijtzwammen Duisternis wordt slechts spaarzaam getekend met geslepen licht, de stalen stralen van hen die in de aanval gingen Zij trapten de vuilnisbakken over verlaten straten, zwierven als honden rond, donker waren hun holen Schimmige krijgers in een ruimte gevuld met zwart, zij zochten dieper, gebaren gaven kracht, vreemde rituelen, gekken op de oordeelsdag De putten gaan open, er klinken schrille kreten, ratten ontsnappen uit hun riolen, de rotting is warm en laf, dit is vlees geen liefde Hun eten is walgelijk: Reeds jaren eerder vatten zij de maagden tussen de benen, alle broeinesten van vochtig leven besprenkelden ze met drank en hun adem verpest door nicotine, zij waren zwijnen Om een rebel te zijn, om te razen en te tieren met energie in overvloed, het leven tot de hel te leven, tussen betonnen dekens, beroofd van alle driften, te sterven in de goot, op kille stenen, kille stenen, zo liefdeloos, zo liefdeloos. Kleur bekennen (inspiratie Simon Vinkenoog)Voortaan geen verantwoording, laffe theoriede materie is bezield, van inkt of verf doordrongen gevoel stuurt, ik dien te varen, en is een tijd van kunst tot het evenwicht, de rust, met jou beminnen Prijs het licht dat is gegeven op iedere nieuwe dag om steeds weer te vervolbrengen, vervolmaken, aan te raken, te omspelen, te werken, moe te worden lief te hebben, te genieten, compleet te zijn alsof het einde nadert, in het besef van eindigheid iedere adem te bekennen, erkennen, spiegelen, herhalen onverwoestbaarheid te stralen, vermoedend, vloeiend trillend, het licht brandt binnenin Rond armen en benen, ijle sferen ontspruiten aan zoekende vingers, wijder wordt de borst onsterfelijk moment, het hart verlicht, doorvoedt het goede, toekomst noch geschiedenis een kind dat nooit ouder wordt Nu volstaat, de emmer van de ziel is overvol met het klaarste water, geen einde deert het begin een luchtbel, dit gaat zwevend tot de geest verwaait rust in vrede, harmonie hersteld Altijd was het zo mooi op het maagdelijke veld van nieuwe geboorte, voel de wind, de zon de aarde, het welkom groots akkoord de geuren van de bladeren, takken, bloemen mensen bij elkaar, mensen bij elkaar, warmte zoekend de rest zijn leugens, vloeken nog is en liefde tekort. Honeysuckle Rose (Fats Waller)De piano danst, vlindert met korte teugjes,loopt in dribbelpas de hemel draait als kleurpalet en aarde tintelt blauw, ondeugende straaltjes water springen van een rots; het regent vrolijk in onweerstaanbaar licht, Honeysuckle Rose, er is geen horizon. Round about midnight (Thelonius Monk / Piet Kuypers)koele binnenplaats met druipende kandelaarsstapstenen bij de hand een kleine schittering van licht verwarmd achter de ijle bogen is de open ruimte helder stappen op het pad naar de maagdelijke horizon struikelen, onhandig doen clown spelen op hellend vlak lachen en vallen op je gat beseffend, traag, altijd te laat gelokt door de wensen bij een romige kaars de slaapwandelaar wordt in de dakgoot wakker machtig is dit avondverlangen de muziek verwaait. WinterWinternijverheid is het pikken tussen harde stengelsnodeloos scharrelen in het riet lopen over het ijs met wankele poten een opgeblazen verenpak zwerven over harde velden schuilen in het kreupelhout Winternijverheid is trekken aan versteende strootjes het warme vet wordt snel verbrand louter overlevingstocht of winterslaap pezen komen bloot op magere hals als droom van ver de lente diep verwacht het eerste groen ontdooid in dunne middagzon slechts een pauze een lichte bios die veel belooft totdat het ijs verhart het sneller huiswaarts spoeden vogels vreedzaam bij de haard winters tot ontmoeten. De saxofoonDe sax zuigt, slurpt, zweltnonchalante benen dansen weg, gedachtenloos om steeds in elastiek te vallen de weg is vriendelijk maar glad een pijp trekt zoete wolkjes kringelend door het blauwe vlak adem schept zichzelf zorgeloze slenterpassen opgerekt tot puur genot De sax zuigt, slurpt, zwelt iedere stoot duwt hogerop teneindetoe zichzelf te horen, trechters vol verlangen vrijheid kiest geen woning het gaat rond, vervloeit met lucht die tot een warme golf door fantasie gebracht Zo lijmt de sax de mens verhard zo maakt zij luchtig spel van zinnen de weg is vriendelijk maar glad de droom geoogst kringelend door het blauwe vlak adem schept zichzelf zorgeloze slenterpassen opgerekt tot puur genot zo is de sax zo is de sax. ToneelEen breed orkest van kronenruist in de stilte van de kille avond boven de aarde welft een leegte met sterren tegen het duister staan de huizen de kerktoren met haar klok galmende slagen door de ruimte waar men zich achter muren heeft verschanst buiten de blauwe glans van de TV heersen de woordenloze straten het wafelijs maakt maagdeljke sloten de bermen zijn hard en wit als de planken van de brug die kraken onder een verdwaalde fiets het laatste licht trekt achter de dijk en zinkt een eend vliegt op, doorbreekt de vorst die avond tussen gladde asfaltwegen het harde land huizen als verzwegen stenen, rustend in zichzelf de boodschap van de halve maan, de juiste koers zo staat alles in het duister op een vreugdevolle plaats verstard zo leeft de nacht. In het voorbijgaanPijn om de kou van een vrouwverloren in zichzelf om haar stem die roept uit diepe bron om ogen die helder stralen om haar lege armen toch glijdt de trage dans in haar lach, haar oogopslag vrouwelijke gebaren zij kiest voor tederheid de zijde van het hart nog is er die pijn om een bloem tussen supermarkt en TV haar dagelijkse doelen met wat pluche teddyberen een koffiesprits hoe het nooit echt gezellig wordt warmte tekort de straling van de buis verdoofd een damesblad naast de koude keuken thuis hoe levendig is glamourland. BeeldingKlank die de holte bewoont,het beton doordringt en plooit, kleedt als een tent op een barre vlakte. Bomen vegen de wind van het zuiden, de koestering van een warme hand, zon doordringt de huid. Haar stralen ronden de wanden en grillen komen op als afgedropen kaarsen, alles zindert. Nu is de tederheid klaar voor warme bronnen, daarin naakt te spelen, en zeker, de grenzen zullen vallen. Randen krullen al om en ontvouwen de hemel waar op een bed voor alle tijd het leven is gelegen. Om zachte enkels schittert zilver, fijn besneden, zij wenkt zonder voorbehoud. Een schelp gaat voorzichtig open, het dunste laken inbegrepen, langzaam word ik ingerold. Tussen wrede steen beneden, uitgewoonde slakkenhuizen, het leer, de regenplagen, het gemene. Boven blaast zij zoete wolken over de haren van mijn rug en in de gangen van mijn oren. Een huiverend verlangen, het reiken naar geluk, een lichaam dat zich vult, verliest, haar mateloze gaven. Voor liefde wil ik zuiver zingen, zonder angst het opgaan van de klank te eren. Samenvloeiend, samentrillend op een stroom van sterren draai ik rond jouw licht, jij geeft mij baan, ik neem de ruimte voltevreden; een geest verwaaid, bijeengedreven, laat de adem gaan. Juist door de ijzigste wind, het diepste duister, juichend te weten, er zijn cirkels die niet kunnen breken, vliedend naar het ruimtepunt, een alfa en een Omega. Huid op huid, klank op klank, ingedrukt en teruggeweken, de galm en haar tegenwicht, een antwoord tot het hart gedreven, wat de ziel verlicht. Een dans door vuur, steeds een geven, steeds een nemen, tot koude stenen, de gloed van hartstocht is verdwenen, de sintels van de ouderdom. Nooit zover zijn afgedreven, de grote liefde houdt ons warm, ogen die in aandacht spreken, zacht zijn tot de laatste dag. Niet van het leven, de stenen waartegen we streden, de kilte van het vroege graf. Nu brandt de kaars, vervuld van geest, gevoed door liefde in de kleinste vezel, het web dat ons omspant, waar we zijn ingeregen tot de levensdans; eens buigt het hoofd ter aarde, het was de moeite waard in warmte, in warmte van het leven. SchilderBescheiden is de opdrachtstilte trekt rond de schilder een tevreden lach om zijn mond binnen de kleuren op papier heerst de harmonie de waan van de dag krijgt geen vat op hem die schilder hij voelt alleen de liefde te groot voor woorden wacht tot de golven terugslaan op de kust van zijn verlangen. Ode aan de eeuwige vrouw (Chagall)Zij legt de slaap een mantel maanlicht omen danst over de pleinen op de muziek van de nacht diep trilt boven de schimmige stenen de kleur van haar verlangen elke draai naakt in het licht wordt ze beslopen door instinkten gesust door de muziek met de gang van haar heupen voedt ze het leven en de faun van de nacht ligt aan haar voeten en trekt de muze teder ... Treinobservatiesdeze slang bergt grauw reptielenin schemerlicht koude ingewanden van zelfverzonken suffen de vroege morgen ziet de ploeter van de avond forensentrein maar warme plek in wezenloze mensenrij waar het vroege ochtendlicht zijwaarts streelt een fijn gezicht zuigt de prille morgen in van jeugd nog niet gesmoord je eigen glans en ik weer blij maar ook het hart gesneden met status carriërewaan geplakt achter krantenpapier onaanraakbaar onbestaan droom je stenen poppen suizen aan diggelen totdat alles stil maar jouw pitje warmte samen in een lege trein gewoon vrijen samenzijn. Jij, mijn droomrivierJij zit aan de rivier van mijn dromendie ik, kwajongen met stenen probeer af te dammen als jij even glimlacht cirkelen libellen en waterlopers mijn energie tegen tijdloos stromend water als ik me in de luren leg met stroomgaatjes en kolken trek jij je schoonheid van het water onbereikbaar zelfgenietend op het stille stenenstrand wanneer de zon over het water buigt merk ik de windbomen en verstrooide stenen zonder jou een koud en nat insekt nutteloos gravend een rivierbed eeuwige verliezer een don Quichotte tegen de stroom. Stenen vrouwEen vrouw geblutstin steen getekend toont haar onmacht door de tijd de horizon die is geweken de tand des tijds die kent geen spijt een vrouw geblutst in steen getekend kijkt slechts terug met smart vervuld wat eens zoveel voor haar betekent is nu in duisternis gehuld een vrouw geblutst in steen getekend raakt de wereld niet meer aan zo koud zo kil ze is geworden is haar leven uitgegaan een vrouw geblutst in steen getekend herinnert ons aan die tijd dat vaardige hand van kunst doordrongen haar beeltenis heeft ingewijd een vrouw geblutst in steen getekend ze wacht tot haar versteende lijf zal worden als het zand door alle winden omgewoeld terugkerend naar het land een vrouw geblutst in steen getekend eens behoorde haar de aarde toe. Totaal los en wat ?Ik voel me een losgerukt viooltjeonder een schreeuwende lucht laat me laat me harlekino leven is een gekkendans ik fileer de huid van taal tot op het bot mogelijk nog wat beelden de echo van een droom humor naait mij het laatste oor aan voorlopig. DennenhoutDennenhout in het lokaallicht en glad profielgezaagd eens verpakt in dennenschors zoetig ruik je nog de hars waarlangs de boom haar sappen zoog nerven fijngestrekt dennenhout in het lokaal het plafond van levenslijn en groef met donkerbruine pit de kern en de takkenstand dennenhout leeft voort als plank zoetig ruik je nog de hars rook stijgt op in het lokaal. IdeeBuiten de velden van rede of regelmaatrijpt het idee bezeten een weefsel voor de vorm nog los van letter of verklaring ongekende paden die onder de voeten van de reiziger stap voor stap materialiseren aan de rand van dromerige vlakken de grens kennen anders als een mier vertrapt onder de stalen hak: de werkelijkheid. Werken van grote liefdeDe bomen ruisenbeschaduwde lanen mensenhuizen ik had het lief als een kleinnood in mijn hand ik, een danser in hoger sferen verwondering lichten en geluiden zo vertrouwd mijn land zo ademden de jaren een wereld die nog kneedbaar was nog geen zichtbaar deel aan mensenschuld het levensgroot tekort toen tintelde nog de harmonie een frisse wind vol fantasie wat nog niet door de kennislast verwrongen wordt inzichten deden een aanval op de burcht van liefde de redeloze zonnedans verklonk meisjes zijn geen vlinders de bijtjes en de bloem o, kon ik nog maar mateloos alleen om vrouwelijkheid beminnen genieten zonder doel alle wegen vol vernuft liefde kent geen enkel spoor alleen verwonderd danser wezen reikend naar de horizon het twinkelend akkoord de naklank waar je warm van wordt een trage echo ongehoord. Bos'S avonds wordt ook het hout verzwaarddonkere takken bevissen de nacht onder een boezem van sterren roerloze stammen de weerschijn van vreemd licht ongrijpbaar is de maan huiver op het pad 't ongewisse roept van verre laat mij dan gaan tussen late bramen de geur van rottend blad takken die verworden schimmel heerst alom mij beloeren de stammen duizendvoud alleen er blaft een hond de geur van angst een boerenerf in het voor duister wijkend bostoneel ik ben op zoek naar jou elke stap ben ik mezelf teveel tekort geef mij een gebaar een lach iets tastbaars lief voor mij voor mijn gekwelde hart. MeisjeOm jouw lippenlangzaam glijd ik af open als waters zo diep een hand en huiver onder jouw vel huid begeeft steeds dichter jij geeft toe de tijd breekt ik vul me met jouw warmte dan wil ik teder zeggen waar geen woord voor is liefste, houd me om jouw lippen zacht ben ik die nacht gerust voor eeuwig hart aan hart verbonden het voelen de liefde die diep in me beweegt. StraatEen vrouw duwt een kinderwageneindeloze nieuwbouwwijk de zon raakt het asfalt toch blijft het koeltjes bij de vijver met de eendjes wat dierengeur een hertenkamp opa staat er bij een boom hij lacht en is tevreden het kleinkind stapt parmantig rond jasje dasje goed verzorgd er is geen ijs maar moeder houdt ervan en houden van dat is versieren. MuziekSpeel menocturnes van Chopin en zeg me met zoete stem dat je van me houdt nee, zeg het fluisterend met je adem omspeel me teder met je hand 0, muze zet de piano onder de sterren wat een groots decor. Eurithmiehet zijn gestaltesgesluierde gebaren doortrokken van een eeuwig licht waar vrede heerst op het ritme van de lyrische muziek armen openen de ruimte het verlangen zoekt zacht haar weg een lichaam in een lang gewaad behoedzame passen naar vervulling ingezonken op het einde van de maat kleuren wijken en komen op rood en blauw zo diep een onderaardse gloed de spelers als pionnen door helderheid losgemaakt want alles vloeit zinderend zijn de krachten van de muze zij komen samen in de bron waar het beste in de mens zich toont een opwaarts streven de tempels der klassieken worden weer bewoond oude idealen en nieuwe eeuwigheid steeds zoekend naar verbinding want romantiek die zet zich voort een slingerend pad de aftocht van het heden domeinen in nevels gehuld de pelgrims zijn gestalten gesluierde gebaren uitziend naar het innerlijk licht de eigen melodie de ziel tenslotte raakt het leven momenten euforie. VriendIk zag aan je mondje was niet vrij je kromp ogen rolden voorzichtig weg een vaag excuus je wendde je af jouw twijfel trof me diep ook ik stond tandenloos iets te geven, wist niet wat rond ons werd het stom beladen stilte jij glipte weg mij restte de stenen deze mijmeringen een gedicht als dit nodeloos gespleten. LiefdeVoor jou sta ik op de brugboezem aan boezem boven het kille water warmte die ons scheidt, warmte die ons bindt in de glans van het late licht jouw ogen jouw ogen jouw ogen in omarming wij zijn samen tot de nacht gezonken waar een huiverige wind ons stuurt op gespleten wegen nog lang klinkt de klank van liefde na voor jou sta ik op de brug. LandIk wil het land van alle luchtenmet smart de verzoeking van de klarinet de bittere geur van het bollenland vocht totop het bot gedragen door klassieke muze de diepste voren over het gure land tranen in de ogen een hemelse klacht een meester in muziek heeft gevoel gezaaid en ik sta open een stengel op de tocht een tedere aar ineengedoken een zwemmer op het droge ik wil het land de kluiten proeven de kille sluis gedekt met stro zand tussen de tanden vogels over donker water ik wil het naakte land dromen op de mooiste snaren de sterren zijn bespannen lichtend zonder namen als een kind gerustgesteld. SchrijverIk wil je in geel voor gekweld verlangenen in grijs voor een koel verstand in het ware licht, een kale kamer de wind en de geluiden het druppen van de kraan het zoemen van een mot strijdt tegen het leugenbeest dag en nacht jouw huid bekropen als schild een vel papier hoe naakt je was met woorden ik wil je als een held in het licht van jouw verbeeldingskracht trotserend alle golven ik wil je met de vurige adem van geliefden rillingen, vergeten krachten een vrouwenhand glijdt over een broze borst zo ben je ook ik zoek de mens diep in jouw ogen. * Informatie e-mail: felixhvb@planet.nl | |
Vacuüm Cultuurnetwerk Alkmaar - 2017 |