... | |
bundel Prozadichten - 1994-1996
Vacuüm Cultuurnetwerk: Selectie uit tekstbundel 'Prozadichten' Felix Hogeboom / Prozadichten - Stellingen, Observaties, Standpunten,Liefde (selektie 1994-1996) / Heiloo 1997 / (c) Felix Hogeboom / 24 blz. / gedichten - illustraties (foto's) / NUGI 310 / 2e oplage - 24 ex. JongenHet licht tussen de rozen maakte hem weekhet voorspel van de lente, vergloeien van een dag in rood, oranje het purper van de avond diep en de maan als schemerlamp. Een jongeling achter het gebladderd hout van de zolderkamer kijkend naar wat late ganzen die nijver scharrelen op het veld de liefde tussen ranke paardenhalzen tegen een horizon van bollengrond. Zo wordt keer op keer het beloofde land in hem gewekt als hij ledig ademhaalt en schrijft in zijn gedachten het kind, altijd het kind het is die jongen met het wonder in zijn ogen .... KattenvoerLeegte verzameld tussen kinderspeelgoed en scheve sofa'sweggehouden door de alledaagse romantiek de vette dromen uit de radio een sfeer waarin een gescheiden moeder de boeketreeks leest in een slordige keuken met opgestapelde vaat en boodschappen rondom. Het bed is nog niet afgehaald, ze is te dik geworden de achteloze visite slentert met taartjes uit de supermarkt gekleed in glanzende trainingspakken met vuile gympies aan of uitgetrapte linnen schoenen de schemerlamp zakt weg achter de leren bank stof verzamelt zich achter de grote televisiekast. Men zit er onderuitgezakt nabij een kunststof koffiekan op het prikbord naast het gasfornuis hangen de niet-betaalde rekeningen buiten begint het nette dorp een klinkerstraatje zonder onkruid of verdwaalde paardenbloem een heg, een fruitboom, groepje coniferen auto's in parkeervakken tegen de gemeentestruiken aan. Langs vele rode pannendaken naar de slager en de groentenboer in een achterafgelegen flat gaapt een vrouw naar de radio de leegte wordt verzameld in een vuilniszak met weggeworpen blikjes kattenvoer .... Rondom in de provincie - met de toets van de dichterHet torentje van het plaatselijke gymnasiumde ramen glas-in-lood de straat bij het station, de shoarmazaak de discotheek, café-biljart, openstaande deuren met romig licht rond de tap in houten lokalen spijkerbroekenjeugd met scooters het straatbeeld met de taxi's voor het stationsgebouw in de provinciestad een oude man duwt zijn looprekje voort over de klinkers van de holle weg die door de kern van het dorp loopt een begraafplaats met knarsend grint en coniferen erfbomen rond de hoeven, rondgestrooide koeien over grastapijt langs de kant een weggeworpen sigarettenpakje en halfuitgebloeide schermbloemen, een landhuis achter beukenlanen mos tussen het grint op de garagedaken hier zijn zelfvoldane caravans en gaat de schoffel door de tuinen opgeklaarde gezichten strak van het gelijk en het fatsoen alsof ze op zak hun bijbels dragen Oliepakken in de regen de heimachine fundeert de nieuwe winkelhof de beleggingsmaatschappij ziet de winsten stijgen een meisje met trage lach lapt de ramen van het warenhuis ik vermenigvuldig mijn gedachten in de kopieermachine ga snel langs de schoenen en de stoffen treffend is een sjaaltje aan een hek gebonden of een harige hond met een boerenzakdoek omgeknoopt een meisje met rode haren groet je met haar heupen als ze wandelt door het bos het bos van trimmers en groepen fit en oud een ijskokar, de jongen leest een boek het bloemenmeisje bij het ziekenhuis De jeugd die hangt rond geldautomaten de rekken van de platenzaak op het land de afdruk van de traktorbanden de scherpe geur van het afval van het bollenland het blad van afgesneden bloemen Een ziekenkamer van eikenhout een oude man kijkt naar de staande klok en de tinnen schaal met fruit fluwelen gordijnen hangen naast de kleine ramen een elektrische rolstoel beweegt zich door de duinen een grote hond wordt losgelaten door een man met snor een fontein bij de vijver spijt ook in de regen de eenden liggen op het gras slaap en middagthee achter de heggen waarvoor de glanzende auto's staan die op een ledige zondag na de kerk met ruim sop worden gewassen Een vrouw zet parmantig haar laarsjes op de trappers van haar fiets zij lacht de regen uit met boodschappen achterop en een kinderzitje nog heeft zij iets van haar jeugd waarvan ze geniet onder de kastanjebomen van trage herinnering voorbij de zwijgende tuinhekken loopt een meisje in een rok met een springtouw in haar hand leibomen in de provincie, de huizen met rood-groene boerenluikjes een stoepje en grint op het erf de koffie staat warm, plavuizen op de vloer met een motorzaag wat verderop wordt haardhout kleingemaakt jeugd gaat in bonkende auto's met housemuziek onverschillig over de straat voorbij de beloftes van de snackbar, de bowlingbaan, de video oponthoud in de binnengangen van het winkelcentrum De vrouw met effen jas die wandelt met haar hondje de lakschoenen die wegzakken in het zanderige bos kinderen die in een boom een hut hebben gebouwd voorbij het strakke recreatiegras met trainingspakken een vlieger wordt opgelaten en stijgt boven de bladerkronen bij avond spookt het neon van de provinciale weg groot licht van het internationaal transport nevel hangt over het dorp bij nacht Oude baksteen zwijgt en nieuw beton heeft nooit gesproken wie nu nog aan het stuur zit heeft er dienst en is op weg naar andere oorden zware shag, benzinepompen en hitmuziek op de radio bruggen, tunnels, viaducten bebouwing slokt de mensen op, ze slapen ieder op hun eigen plek de gordijnen zijn gesloten de generator van licht en kracht draait nu minder toeren een technicus kijkt verveeld naar de meters op het regelbord Het café waarin ze vergeten, dwaze nachten, verdronken tijd een vrouw die zich opmaakt voor haar dromen een huis dat de geschiedenis droeg van de kolenkachel en de stoof winteravonden met pruimtabak en gekluisterd aan de buizenradio een lange antennedraad die aan de schoorsteen hangt Kootwijk op de lange golf en nieuws vanuit Batavia de breipennen van moeder, de thee die op het lichtje stond nu is er parket en glanzend grenenhout gekapt uit de bossen van het noorden een vrouw kijkt onderuitgezakt naar de TV verveling trekt door de polder sigaretten hangen achteloos aan de lippen van bleke tienermeisjes zij die nog geen prikklok kennen, hooguit de stofzuiger van moeder Over het landschap van files en reclameborden bij de opstapplaatsen van het openbaar vervoer keek hij uit naar eindeloze huizen, wijken, de plannen van de projektontwikkelaars projekten met eerbiedwaardige namen uit een verleden dat steeds meer onvoorstelbaar wordt een ambtenaar gaf toe dat de budgetten worden gekort de winkelier hield zijn adem vast, een krampachtige lach bleef hangen rond de toonbank van de te kleine winkel waarin de dienstbaarheid steeds dieper boog papiergeld steeds gretiger in de lade van de oude kassa werd gestopt de schrijver haalt alleen een lint voor zijn schrijfmachine en grift de lach van de meisjes bij de toonbank van de bakker in zijn gedachten die snel afdrijven van de ingang van de supermarkt Even nog slikt hij de voordeelaanbiedingen weg spoedig ruikt hij de parfums die voor winkelpuien blijven hangen lippenstift en sjaaltjes die snel verdwijnen tikkend over de hardstenen vloeren, wiegende gestaltes met modetassen lachen alsof alles gekocht kan worden Haar kwetsbare benen laten zich zien aan de lente hoe zij het leven mint met elk fijn gebaar ondanks en dankzij het welvaartsland van haar geboorte kilheid op kantinestoelen als tevelen achteloos door grijze gangen gaan prikborden met roosters en reclame, TL vanuit systeemplafonds vreemde lucht door smalle roosters, een gang loopt bij een liftdeur vast je ruikt de lijm nog van het tapijt., kunststof op beton geplakt de deuren zijn genummerd en op de tafels ligt papier naast de computerschermen onbestemde stoelen zwerven door kantoren kunstbezit hangt aan de wanden als teken naar toekomst of verleden op de vensterbanken planten die weinig water hoeven telefoonsnoeren verwarren zich er op de grond gebarsten koffiebekertjes wachten in een prullenbak als de avond valt dan werkt en zwijgt de schoonmaakploeg Dat de voordeelaanbiedingen zijn uitverkocht dat alles zijn prijs heeft en zijn belang kostenloze vlaggen wapperen uit ramen met vergeten verf hondedrollen naast de stoep, de adem van het riool uit oude putten waar de meisjes van plezier teveel lippenstift op hun smalle gezichten hebben gesmeerd en de brede Amerikaanse auto's met rammelende onderdelen over het gebarsten asfalt gaan een roestige ring met basketbalnet hangt aan een blinde muur op de grens van sloop en scheefgezakte balkons ver zijn de mistige bergen van het filmdoek de oosterse rivieren slingerend door het verdorde land een zeil tegen oranjebruine schemer, hellingen met thee ossenkarren na de harde arbeid van de dag de man van de veerboot in zijn vale omslagdoek een kinderlijke lach tussen zijn laatste tanden zwarte vogels op de rotsen en de geur van alpenrozen nabij het smeltend ijs tegen de avond als de trekkers de hutten opzoeken een vos verdwijnt tussen de struiken de zon doordrenkt verglijdend in de duisternis de laatste bergkammen Mensen die wegkruipen onder de bruggen de geur van diesel op een busperron in de regen kijken naar dichtgetimmerde deuren een bouwplaats doorbreekt een gevelwand het rinkelen van de trams woonwijken waar het steeds rustiger wordt fastfood-bekers rollen op de wind in het plantsoen Hier is het leer zelfverzekerd en houdt zich vast aan de verbrokkelende stenen van de stad zoals het altijd was met de kultuur en de laffe smaak van het grachtenwater klotsend tegen de kaden met hun herenhuizen waar de bestuurders genieten van sigaren onder schemerlampenkappen een ambtenaar die op promotie wacht sleept een woonboot uit het zicht van de geschiedenis die steeds duurder moet worden betaald de monumentenwacht klimt tegen een kerktoren op en hijst een sponsorvlag achteloos gaat zwarte mode op rammelfietsen over de scheve klinkerstraat galeries en boutiques blijven voorlopig open boedhabeelden, edelmetaal en Victoriaanse stoelen schitteren naast de lach van vrouwen die nooit genoeg hebben gedronken van deze overvloed Bij de antiquair stopt een limousine uit het buitenland een toeristenbus leegt zich in het museum voor schone kunsten buiten loopt de laatste oude melkboer in stofjas onder de lindenbomen een beeld spreekt achter een plantsoen over de ontzetting vanwege de gruwelen van de tweede oorlog overal is nu geld te wisselen Turk en Italiaan verkopen shoarma en pizzabroodjes Met voordeelpapier veeg ik mijn achterwerk af papier dat ik haastig in de supermarkt heb gehaald bekocht en verloren was er geen ontkomen aan alleen de vrouwen lachen om de droom in winkelstraten zolang de voorraad strekt binnen de orde Hij wist door ernst te maken zijn jeugd te vergeten in zijn hart voelde hij de spijt om het leven dat hij weghaalde met de argumenten van de machines die het geld zouden vervangen de toekomst in beton voor de nieuwe mensen aan het algemeen belang bekocht karretjes geduwd naar de voordeelmarkt overvolle achterbakken van middeklassewagens jengelende kinderen en een ijsje op een parkeerterrein een randweg rond de stad te huizen in Noord, Zuid, West of Oost je afkomst te vergeten in de kroeg Het geluk per doos gelogen de muzikanten praten over zomers, verlossers, liefdes dromen bij romantische manen gebracht in musicals Dat zij in haar legging met bloemen mocht genieten nooit stijf stond van het zweet, zorgde met het gemak van een kind hij dankte in stilte de vogels in de morgen die wormen trokken uit het gras terwijl rijen auto's zich verwijderden naar de stad ochtendnevel werd van de ruiten geveegd, de eerste koffie gedronken ze wrongen zich door tunnelbuizen onder de kanalen van de handelsvaart per container of stalen bak; zand voor dijken en woningbouw waar de diesel draait en grondverzet gepaard gaat met zware shag en getatoueerde armen de meisjes gooien trots hun haren op om zomaar te ontmoeten de arbeid van hun vaders in kantoren en fabrieken vertelde voor hen nog geen verhalen zij verloren zich bij oude lampen eens gestookt op gas gedraaide leuningen van bruggen verdwijnend in de nacht het water dat de tijd steeds nieuwe kans verschaft en mededogen toont het decor van zoveel liefdes, ontmoetingen op straat De onderdanigheid in vochtige kelders was vergeten evenals de sjouwers met de kolenzakken kou in de botten van de armoedzaaiers en de vettige rook van de kachel niets van dit al, de monumenten zwegen in een stad met winkels en banken waar de advocaten met het glas geheven de dokters en de handelaren toeknikken langs de straat wat jeugd, vissend naar idealen rugzaktoeristen op zoek naar goedkoop onderdak altijd weer bekocht aan trein en bus en horeca aardappels gebakken in de olie van de macht Voorbij de nieuwbouwwijk hangt een overschot aan mest de schrijver is er alleen met de redelijkheid reclame door de brievenbus, belastingen van de gemeente zal hij een lach blijven vangen ? een wilde bloem aan de rand van aangeharkte tuinen wat aan vrouwen lijkt voorbehouden het plezier om een paar oorbellen of wat fris ondergoed Dansbare zomers en een lach van haar zoals ze wacht op alle busperrons als hij met de grijze drommen, lange jassen afreist naar de kantorenstad vrijdag met een snelle bos bloemen voor haar droom altijd tekort, strakke haast van aktentassen smakeloze boterhammen in pauzes met rinkelende telefoons gevuld met documenten en belang; geld en computerlogica auto en vakantie, hoe hij even zou ontsnappen met om zijn nek een zware fotocamera naar een land met armoe onder een brandende zon de schaamte onder ogen zien De schoenpoetsers in het hotel, de fooien kreukloze obers buigen naar de dikke tapijten op de grond het vliegtuig dat hem erheen brengt is al oud de piloot spreekt gebrekkig Engels op de verkeerstoren is men achteloos hij neemt het risico in het zuiden koopt hij onderdak en toerisme het water smaakt naar chloor de kamerdeur die sluit niet goed ratten scharrelen op het balkon een strook gietijzer bengelt los in de tropennacht machtige regens houden hem wakker en spoelen de aarde van de wegen hij neemt alles voor lief want het is vakantie immers een bus voert hem langs monumenten, paleizen van de sultan kerken opgericht voor de profeet die in het Westen tot een duivel is geworden geld bungelt aan een koordje om zijn hals Stof verzamelt zich in zijn kleren zijn witte tennisbroek vuil van het zand een kar met ezel komt langs een oude man met tandenloze mond er wordt gelachen tussen de sinasappels die zomaar liggen op straat de marktjongens cirkelen om de klanten heen overal wordt geschreeuwd, geroepen Je ziet de politieagent met de sabel omgegord een knuppel langs zijn broek je weet dat er een kerker wacht als je hier een misstap maakt een betralied raam met uitzicht over het verlaten zand de muskieten bij avond - er is geen pardon meer verbleekte kadavers van runderen liggen langs het wagenspoor hier is het leven onontkoombaar, benzine schaars de ambtenaar lacht vals voordat je de wegblokkade passeert is je kofferbak al geopend lachende soldaten met machinepistolen losjes in de hand zwaaiend naar een horizon van onvruchtbaar land waar zich bandieten hebben verscholen rond naamloze dorpen een nomade komt voorbij met een kameel Ze sterven er op straat in de tropenregen ze sterven er op straat, kreunen in de nacht bezocht door de muskieten, verlaten, naamloos in een graf een houten kruis staat langs de weg waar een vrachtwagen is gekanteld in de berm liggen roestige olietanks wilde struiken rukken op nabij het stuivend zand de regering huist ver weg in de grote stad en heeft geen hart voor het achterland rebellen met lange messen jagen de boeren van hun akkers af dochters worden verkracht en gewassen verbrand de oliebaron heeft zich verschanst achter een stalen hek de bankier rijdt met een geblindeerde auto naar het vliegveld toe soldaten bewaken de landingsbanen weldra slaan de eerste granaten in in de buitenwijken als het guerillaleger zich opmaakt voor de grote slag de diktator met zijn generaals voeren spoedoverleg in de commandobunker het zenuwcentrum van de macht 5000 kilometer verderop wordt achteloos het gas aangestoken een ketel water voor de thee van alledag een professor bestudeert de geschiedenis van de middeleeuwen een jongen leest een computerboek De scholen van de elite een dokter bij een ingewikkelde operatie in een ziekenhuis dat wordt bekostigd door de staat een vrachtwagen over het asfalt naar de stad de rokende schoorstenen van de raffinaderijen de man in de achterstraat heeft geen weet van de kunststofvezels terwijl zijn ogen doffer worden voor de TV kratten pils op het balkon, de poes onder de bank de koffie is koud geworden, de thermoskan gebroken hij koopt zo weer een nieuwe in een warenhuis in een winkelcentrum in de buitenwijk van een stad die er niet meer toe doet Tekort argumenten van het hart de geur van thee kwam voorbij de groene velden die tegen de bergen aanlagen in Azi� waar geen vragen werden gesteld waar nijvere vrouwen hun handen verschraalden met het plukken van de smalle bladeren tegen de hellingen Tranen welden op achter maagdelijke witte kleden dat de plooibaarheid zou rimpelen met de seizoenen van het leven een prijs zodat de onschuld niet meer zou kunnen dragen tot het graf wat eens zo rekbaar leek, het licht waarin zij baadden zij veegt het stof van de vloer in een kamer waar de tijd heeft stilgestaan zij zal dit blijven doen - la petite bonne de la campagne bleke meisjes op een bovenkamer wankelend in hun korte rokjes vatten gauw een koutje in dit grijze land de universiteit waar zij letteren studeren de talen sprekend om de woorden te kennen voor hun omarmingen hun dromen tussen slordige boeken en vale gordijnen door verveloze ramen keken zij uit over de stad die zich verstrakte in de greep van de handel zo kreeg hun toekomst vorm totdat zij kinderen baarden in een buitenwijk Tussen het groen staan de auto's op weg naar de bedrijven zij vergaten zichzelf bij de voordeelaanbieding in de supermarkt Rondom steeds rondom in de provincie ... Felix Hogeboom (24 september 1994) * Informatie e-mail: felixhvb@planet.nl | |
Vacuüm Cultuurnetwerk Alkmaar - 2017 |