bundel Landschappen van tederheid - 1999

Vacuüm Cultuurnetwerk: Selectie uit tekst bundel 'Landschappen van tederheid'



Landschappen van tederheid, Pose in de nacht,
De geest van dichter - gedichten, ill.:Felix Hogeboom
Heiloo : juni 1999 - 20 blz. - 1e opl. 12 ex.



Landschappen van tederheid

Deze weg toonde haar ruisen,
halmen van de zomer
terwijl de kelken zich keren
om het zonnelicht te drinken

Elke adem openden zich de bossen
met de stilte tussen zoekende takken en twijgen,
de kronen beschaduwen het geborgen land

Een reiziger heeft alle tijd
voor de geur van hooi en mest
op het kruispunt van zijn grote dankbaarheid
op te kijken naar een zwarte vogel
met beheerste en trotse vleugelslag
door het diepe blauw van de lucht

Boom beschut mij,
blad geef schaduw, lucht en spiegeling van groen
als het penseel van de schilder
met het ontroerde oog peinzend en vluchtig getroffen
op zijn vlucht de verf plooit
volgens de grillen
van de werkelijkheid

Boom beschut mij en reik breeduit omhoog
waar de hemel is bespannen met het blauw
dat juichend tijdloos liefde lijkt over het land

Mijn land van grint en voortgaan langs de erven, eeuwenoude torens,
belofte van een overvloed die altijd is
met verscholen vogels, het trage stof van de dag
en het vergeten en verdromen in de avond

Boom beschut mij en bescherm mij
in de nerven van je bast ...

De verwachting zo groot
plooit nog steeds je gezicht,
een kind gebleven,
gespiegeld in de zuiverheid
van het land zonder goed en kwaad,
van de plaats waar schoonheid straalt
door de onschuld van die zomers

De verwachting zo groot
plooit nog steeds je gezicht
dat onbevangen op liefde wachten wil
terwijl je ook wel beter weet,
de lijnen van de ernst dwingen je verlangen al
je mond, de bloem, is niet meer zonder compromis

De wrange smaak van bitterheid
maar ook het kind dat ik bemin,
maar ook een kind

Maak die aandacht open in een gebaar, een wenk,
nergens te boek gesteld zoals vrouwen culturen
en ontmoetingen vullen
in warme aanwezigheid

Hierin weet ik mij ondergedompeld, opgenomen:
zij zijn de moeders die me stelpten,
zij zijn de liefdes die me naar schoonheid voerden,
altijd zal ik als zoon of minnaar terugkeren naar hun bron,

zonder hun stijl en fijn gevoel ontbreekt bij mij de zin,
kan ik niet meer getroffen worden ...



Pose in de nacht

Geen seconde zal achteloos ontsnappen,
heren hebben hun stropdassen afgelegd
en onderuitgezeten is er de vergetelheid
van dovende sigaren

Hier trekt men de velden niet meer in,
ligt de andere wereld om de hoek,
zijn de belastingen argwanend betaald

Wat zou de jongen nog kunnen doen?
Hij luistert op zolder naar de radio,
het stof verzamelt zich op het glas
waarin de zendfrequenties zijn ingekrast

Beneden is er thee en de stilte van het huis
dat niet weten wil hoe de mensen heten,
een muis over de vloer, vocht achter het behang,
door gaten en kieren likt de wind

En wolken, wolken jagen op hun pad de schemer in,
de regen en de donderslagen,
winterdag na winterdag bijten ijskristallen
de onverwarmde bovenkamers

De stad versteent, vergrijst
maar de sneeuw blijft spreken van het geluk
dat de mensen zingen, lachen doet

De grachten op de schaats, de lage ronde bruggen,
een koude die een blos op de wangen tovert,
energie en jeugd en oude mensen op een bank
-eenden ingedoken ...

Zie ze gaan als kraaien, raven,
de huisraad en het geld te snel verdeeld, vluchtend voor
het gebrek en de schuld
na de begeerte, willen ze vergeten terwijl ze onontkoombaar
met de erfenis zitten opgescheept

Het bruisen
van een verscheiden vriend was nu pas goed te horen,
pijnlijk tussen het gemis

Zijn gezicht had ook hen in waarheid, liefde opgedreven
zijn razen, zingen was zijn onderscheiding
tot tederheid en mededogen

Om diep en voorzichtig mens te zijn
in een onstuimige borst

In de dwaasheid die het hart begaat
door hunkering van geliefden,
samenkomsten spottend met de orde
en betamelijkheid,
in dat vuur ontliep hij niets,
het zoet en bitter van de romantiek,
het zweet in vele bedden,
adem verdunnend in de geborgenheid van de nacht ...

Ook hij wilde kennen en gekend zijn,
op rivieren, stromen van dit leven, meest tekort,
in grijs en nevel gauw voorbij, het zicht benomen,
door zon gerimpeld en verschroeid,
gehaast door alledag,
toch bleef hij een reiziger naar geest en hart

Met de kleden van wijsheid gaan zij voort,
een stoet, een massa gelovigen,
terugkerend naar het bloed
dat stroomt met de seizoenen,
een teken tussen bloemen
die nooit achteloos ontluiken,
onschuld bij de kinderen,
het luiden van de bronzen klokken

Symbolen worden omhooggestoken: kruisen,
men ziet verwachting en vergeving,
de angst wordt gezamenlijk bezworen,
handen grijpen even in de onpeilbare extase
van het gevoel ...

De geest van dichter

Gedreven door woorden,
geen waarom dat baat, elke discussie dwaas,
alles op zichzelf als een penseel dat aangevat

Waarheen leidt het pad,
tot welk sprookje bij de hand
en getoond al het schone

Zijn het de zinnen die zich openen
of is het verwrongen hout
en de gesloten deuren van het tekort,
wat zich in elke kamer openbaart,
de schrille wind van het noorden,
mensen verknoopt met hun belangen,
langs winkelstraten eindeloos

Is het dat of zijn het bloemen?
Zijn het doorzichten in het bos
met geurig blad,
niet een vlucht maar juist ontmoeten -
waar blijft de dagelijkse gang
gespiegeld in wat schone woorden
als een vogelvlucht zo los

Deze uitstapjes zijn krabbels van een kind
maar juist die droom getoond,
glans als glans op het station
waar de gezichten in verlangen getekend worden
De tijd is jong en wil ontmoeten
vanbinnen als door de natuur gegeven, diepe dans
-haren, monden, lippen, straten,
ik heb het lief en wil het schreeuwen van de daken
over de stad met al die kamers in romig licht
om te ontmoeten, banken, achteloze bloezen,
daar waar leven woont ...




* Informatie e-mail: felixhvb@planet.nl

Welkom

Vacuüm Cultuurnetwerk Alkmaar - 2017